Natuurlijke oplossingen Natuurlijke oplossingen
Professionele tuinbouw Professionele tuinbouw
010-5221514 010-5221514 010-5221514 | info@deruned.nl
Plagen

Plagen

Aaltjes

In de natuur komen verschillende soorten aaltjes voor. Slechts een klein gedeelte daarvan is schadelijk voor planten. De meest bekende schadelijke soorten zijn het wortelknobbelaaltje (Meloidogyne), het wortellesieaaltje (Pratylenchus) en het wortel-necroseaaltje (Radopholus). Deze aaltjes komen overal voor. In alle grondsoorten en in alle teelten (ook in substraatteelt).

Dat maakt aaltjes tot een hardnekkige plaag die moeilijk is te bestrijden. Het is echter wel mogelijk om de groei van de aanwezige populatie te remmen en zo de schade te beperken.

Trips

Tripsen zijn de kleinste gevleugelde insecten ter wereld. Ze vormen een veel voorkomende plaag in kasgewassen. De meest voorkomende tripssoorten in kassen zijn:

  • Thrips tabaci (de tabakstrips)
  • Frankliniella occidentalis (californische trips)
  • Echinothrips americanus.

Levenscyclus
De trips doorloopt in zijn leven zes stadia: een eistadium, twee larvestadia, een voorpopstadium, een popstadium en een volwassen stadium.

De ontwikkelingsduur is sterk afhankelijk van de temperatuur. Bij 25 gr. duurt deze ± 14 dagen van ei tot ei. Het vrouwtje legt eieren in het blad en/of in bloemblaadjes. Soms zijn deze legplaatsen te herkennen aan wratachtige vergroeiingen op het blad. De larven die uit het eitje komen beginnen meteen aan de onderzijde van het blad te eten. Zij zijn zeer beweeglijk en kunnen alle bovengrondse delen van de plant eten. Na een eerste vervelling blijft de larve nog een poosje in de plant, maar laat zich vervolgens vallen om op de grond te verpoppen. Dit kan tot 15 mm in de grond. Gedurende deze voorpop- en popstadium ontwikkelen zich de vleugels en antennen. Het volwassen diertje vliegt vervolgens uit.

Schadebeeld

  • Trips voedt zich via zuigplaatsen op het blad. Het weefsel rondom deze zuigplaats sterft af. Er ontstaan zilvergrijze vlekken waarop zwarte vlekjes te zien zijn (de uitwerpselen van trips)
  • Bij komkommer en paprika komt veel schade voor aan de vrucht. De komkommer geeft vergroeiingen van de jonge vrucht. Bij de paprika laat de kelk los van de vrucht.
  • De plaatsen waar eitjes gelegd worden zijn onder andere bij de paprika goed te onderscheiden. Het zijn wratachtige vergroeiingen van het blad.
  • In de sierteelt treden vaak beschadigingen op van bloem en/of plant.
  • Ook virusoverdracht door trips is een veel voorkomend probleem.

Bestrijding
Om tripsen effectief te kunnen verjagen, is het belangrijk de korte levenscyclus ( 's zomers 10 tot 14 dagen) van een trips te doorbreken, door zoveel mogelijk tripsen te raken met een effectief gewasbeschermingsmiddel, of met natuurlijke vijanden. 

 

Mineervlieg

Bij de mineervlieg zorgt vooral het vrouwtje voor schade. Het vrouwtje maakt voedings- en eistippen op het blad, met een legboor aan de bovenkant van het blad. Voedinsstippen zijn rond, de eistippen ovaal. Mannetjes hebben geen legboor, en zijn daarom aangewezen op de voedingsstippen van de vrouwtjes.

Schade
De voedings- en eistippen van de mineervlieg geven schade aan het gewas. De opgedroogde stippen, licht van kleur, kunnen bij siergewassen een groot probleem vormen. Bovendien bestaat de kans dat schimmels of bacterien de voedingstippen binnendringen. Maar ook de larven van de mineervlieg brengen veel schade aan het gewas. Nadat de larve uit het eitje is gekropen, vreet het zich een slingerende gang door het blad (mijnen). Deze mijnen veroorzaken verdroging en vroegtijdige val van het blad.

Soorten
Het geslacht is Liriomyza. Veel voorkomende soorten zijn:

  • Tomatenmineervlieg Liriomyza bryoniae
  • Floridamineervlieg Liriomyza trifolii
  • Crysantenmineervlieg Chromatomyia syngenesiae (gerbera en crysant)

Levenscyclus
Bij de mineervlieg hebben we het eistadium, drie larvenstadia, een popstadium en een volwassen stadium. Als de larve uit het ei komt, gaat het direct eten en vormt in het blad een mijngang, tussen de buitenste lagen van het blad. De uitgegroeide larve snijdt met de mondhaken een gat in het blad. Daarna kruipt het uit het blad en valt op de grond. De larve kruipt in de grond of in schuilplaatsen om zich te verpoppen. Uit de poppen komen vervolgens de mineervliegen, die in het volwassen stadium weer eieren afzetten in het blad. De mineervlieg is een paar millimeter groot, zwart van kleur, met vaak een gele stip op de rug.

Wortels

Het wortelstelsel van een plant is de basis van zijn bestaan. De plant investeert dan ook niet voor niets 50% van zijn energie in dit wortelstelsel. Hiervan gaat weer de helft naar de opname van voeding, en de andere helft wordt gebruikt voor onderhoud en groei van de wortels.

De wortels zorgen voor de verankering van de plant in de bodem, maar spelen ook een belangrijke rol in de opname van elementen. Deze opname is vrijwel alleen mogelijk via de haarwortels. Deze haarwortels moeten steeds weer vernieuwd worden, omdat ze maar enkele dagen leven.

Biopak en Modicell van DeruNed kunnen effectief worden ingezet bij problemen in het wortelstelsel van uw gewas.

Biopak zorgt voor een gezond wortel-milieu, door de aanwezigheid van actieve micro-organismen.

Modicell is vooral geschikt voor het sneller verteren van oude wortelresten in een kunstmatig substraat. Bovendien stimuleert Modicell de groei van nieuwe haarwortels.

 

 

Taxuskever

De taxuskever vormt een groot probleem in veel siergewassen. Vooral de schade die de larve maakt, het vreten aan de wortels, kan verwelking en doodgaan van het gewas veroorzaken. Het behoort tot de familie van de snuitkevers. Fruitgewassen, maar ook Azalea, Taxus, Camelia enz. zijn erg gevoelig voor de taxuskever. Ook potplanten zoals Cyclamen, Kalanchoe, Fuchsia en Primula zijn gevoelig. Schade komt vooral voor bij traag groeiende gewassen, die niet in staat zijn het wegvreten van de wortels te compenseren.

Levenscyclus
De levenscyclus van de taxuskever bestaat uit:

  • een eistadium
  • 6 of 7 larvenstadia
  • een popstadium
  • volwassen stadium

In mei komen de eerste volwassen taxuskevers tevoorschijn. Ze zijn ongeveer 8 mm. groot en zijn bruinzwart van kleur. De kever kan niet vliegen, de schilden op de rug zijn vergroeid met het lichaam. De taxuskever is wel een uitstekende loper, hij kan zich in een paar uur vele meters verplaatsen. Het zijn nachtdieren, en houden zich overdag schuil in de grond, onder kluiten, plantenresten enz. Ze zijn daardoor zeer moeilijk op te merken.

Van Juli tot September worden de witte eitjes afgezet. Hieruit komen de larven, doorschijnend wit van kleur. De larven zijn ongeveer 1 mm. groot, en groeien uit naar ongeveer 10 mm. In de winterperiode blijven de larven in het 3e of 4e stadium, en bij toenemende temperatuur in het voorjaar, wordt de larve weer actief. In het voorjaar verpopt de larve zich in de grond. De poppen zijn ongeveer 8 mm. groot. Uit deze poppen komen de volwassen kevers.

Schadebeeld
De volwassen kever vreet vooral 's nachts aan de bladeren. Dit is te zien aan de ronde gaten aan de rand van het blad. Dit kan een probleem vormen bij de sierwaarde van een plant. De larve maakt de meeste schade. De jonge larve zal eerst vreten aan plantenresten, maar ook aan de haarwortels. Als de larve groter wordt, gaat het ook grotere wortels aanvreten. Ook de stengel van de plant, vlak boven de grond wordt kaalgevreten, en dikke wortels worden als het ware geschild. Hierdoor zal de plant slap gaan of geheel afsterven.

Bestrijding
De taxuskever is moeilijk te bestrijden. Het volwassen exemplaar heeft een hard schild, en beweegt zich alleen 's nachts voort, en is daardoor moeilijk te bereiken met middelen. De larven kunnen door hun schuilplaatsen in de grond ook erg moeilijk bestreden worden. Ook zijn de larven erg resistent tegen veel chemische middelen.

Pythium

Pythium is een hardnekkige schimmel die na het stomen als een van de eerste schimmels weer opduikt in het gewas. Infectiedruk door Pythium is dan ook vrijwel niet te voorkomen. Pythium leeft van dood organisch materiaal dat in de grond (of in substraat) voorkomt, maar kan een plant pas infecteren als deze is verzwakt.

Pythium treedt vaak op na een andere infectie of na aantasting door aaltjes. Pythium infectie kan gemakkelijk aan de wortel worden herkend. Het buitenste laagje laat zich gemakkelijk van de wortel afstropen. Om Pythium te onderdrukken is het van belang de grond of substraat voldoende capaciteit te geven. Een goed ontwikkeld microleven is hierbij noodzakelijk.

Door het toedienen van Biopak van DeruNed direct na het stomen, wordt snel een grote diversiteit aan micro-organismen verkregen die de wortelgroei van uw gewas stimuleren.

Kijk ook bij Biopak

Wortelduizendpoot

Vanuit de praktijk horen we steeds vaker dat er problemen zijn met wortelduizendpoot. Nadat het gebruik van Parathion is verboden, speelt het probleem van wortelduizendpoot een steeds grotere rol. Toch is er nog veel onduidelijkheid over dit beestje.

Wortelduizendpoten zijn kleine, licht crèmewitte duizendpoten en hebben een lengte van ongeveer 5 tot 7 mm. Ze hebben 2 zeer beweeglijke antennen en in volwassen stadium 12 paar poten. De larven hebben minder poten. Hun voortbeweging kenmerkt zich door een snelle, slingerende gang. Volwassen exemplaren kunnen enige jaren in de grond overleven. In het voorjaar worden de meeste eitjes gelegd, maar ook in het najaar kunnen er nog eitjes afgezet worden. Eileg gebeurt alleen indien de temperatuur boven 10 ºC uitkomt. De ontwikkeling van ei tot volwassen stadium duurt 2 tot 4 maanden, afhankelijk van de temperatuur.

De wortelduizendpoot leeft van algen, schimmels, mossen en in sommige perioden van zaailingen en jonge wortels. Ze kunnen dan ook grote schade geven in een jong gewas. Ze kunnen op elke grondsoort voorkomen, maar ze geven de voorkeur aan relatief zware gronden met een zeer goede structuur. Ze komen op dieptes van meer dan 50 cm voor en kunnen zich snel verplaatsen in de grond. Stomen blijkt dan ook een matig effect te hebben op de wortelduizendpoot.

Wortelduizendpoten kunnen gemakkelijk worden aangetoond door een schep grond in een emmer water te dompelen. Na korte tijd komen ze boven drijven. Maar oppassen: ook springstaarten komen boven drijven en deze worden vaak aangezien voor wortelduizendpoten!!

DeruNed kan een goede analyse geven of er Wortelduizendpoot aanwezig is in de grond en hoeveel. Vraag maar eens aan onze afdeling research.

Bodem

De bodem is een zeer complex systeem. Ondanks dat er al veel onderzoek naar de samenstelling van de grond en grondsoorten is gedaan, zijn veel processen nog steeds onbekend, evenals vele organismen die in die bodem leven.

Dankzij de substraatteelt, zijn we inmiddels wel meer te weten gekomen, waardoor beter kan worden ingespeeld op de bodemproblemen van teelten. Met behulp van organische bemesting, bacterien en enzymen kunnen verschillende processen in de bodem namelijk positief worden beinvloed. Er ontstaat minder ziektedruk, de bodem raakt minder snel verdicht enz.

DeruNed biedt verschillende oplossingen die bijdragen aan een gezond bodemmilieu. Biopak herstelt een verstoord bodemmilieu, Modicell activeert het microleven

Kijk ook bij Biopak of Modicell

Slakken

Slakken bestaan voor 98% uit water. Vocht bepaald de activiteit van een slak. Een slak scheidt water af door de huid en rond de voet in de vorm van slijm. De voet moet van onderen slijmerig zijn om zich te kunnen voortbewegen. Op droge ondergrond verliest een slak daarom veel vocht tijdens de voortbeweging. Wanneer de slak weer op vochtig terrein komt neemt hij via de voet weer vocht op. Op deze manier kan een slak enorm in gewicht variëren.

Toch zal een slak zich niet bij hoge luchtvochtigheid gaan verplaatsen: Bij 100% R.V. kan een slak zich niet meer koelen en zal zo stil mogelijk blijven zitten. Bewegen levert namelijk veel warmte op die alleen door verdamping weer afgegeven kan worden.

Onder 75% R.V. is het voor de slak te droog om zich te verplaatsen. De meest ideale omstandigheden zijn dus: R.V. tussen 75 en 100% en een dalende temperatuur (voor afkoeling zonder verdamping). Dit komt het meest 's avonds voor. Vandaar dat we slakken vaak 's avonds ontdekken.

De meest geliefde temperatuur van een slak is zo rond 17 graden. Bij hoge temperatuur, hoger dan 20 graden, moet de slak echt moeite doen om niet te warm te worden. hij gaat dan extra verdampen. Het gebruik van slakkenkorrels is bij deze temperaturen het meest effectief. Bij lagere temp. gaat de slak zich bewegen om weer warm te worden. Echter beneden de 5 graden is de slak bijna niet meer in staat zich te verplaatsen en onder nul vriest hij gemakkelijk dood. Overwintering kan alleen door zich goed te verschuilen en door middel van eiafzetting. Slakken houden geen winterslaap. Ze leven dan van afgevallen blad e.d.

Voortplanting: De slak is tweeslachtig, maar kan zichzelf niet bevruchten. Twee slakken kunnen elkaar wel wederzijds bevruchten. Een slak is ongeveer na 3 maanden geslachtsrijp. Gedurende het gehele jaar worden er eieren afgezet, maar in de herfst vindt massale afzetting plaats. In slak kan 1-2 jaar oud worden en in die periode circa duizend eieren afzetten. De eieren ontwikkelen zich alleen maar indien de temp hoger is dan 5 graden. Daaronder staat de ontwikkeling stil, maar het eitje gaat niet dood.


Deze website maakt voor een optimale werking gebruik van cookies. OK Toestaan Weigeren Lees voor meer informatie onze privacyverklaring privacy Cookie instellingen Dit veld is niet ingevuld De ingevulde tekst is te kort De ingevulde tekst is te lang